In 2013, tijdens mijn stage bij kunstenares Frouwkje Smit, werd
mij gevraagd een muurschildering te maken op het gebouw van
stichting ‘Noorderparkkamer’ in Amsterdam Noord. Het gebouw
functioneert als broedplaats voor onder andere kunstenaars en
staat midden in het Noorderpark. Hoewel het voor mij de eerste
grote opdracht was die ik kreeg, nam ik deze zonder enige twijfel
aan. De desbetreffende muur was ongeveer zeven meter lang. De
enige eis waar de muurschildering aan moest voldoen was dat de
functie van deze ‘broedplaats’ terug kwam in de schildering. Thuis
ging ik gelijk aan de slag en maakte allerlei verschillende
schetsen op papier om deze vervolgens aan de opdrachtgevers te
presenteren.
Het liep echter niet helemaal zoals
gepland. De dag dat ik mijn schetsen kwam presenteren werd ik in
het bos aangehouden door meerdere volwassen mannen en vrouwen.
‘Wat moet je hier?’ ‘Waar kom je voor?’ Wat zijn dat voor
tekeningen?’ Ze lieten duidelijk merken dat het park waar we ons
bevonden hun terrein was. Aangezien zij om elf uur s’ochtends een
halve liter bier dronken werd mij snel duidelijk met wat voor een
soort mensen ik te maken had: naar mijn idee mensen die zich aan
de rand van onze samenleving bevinden.
Door deze ontmoeting besloot ik de muurschildering anders te
benaderen. De schetsen gingen de prullenbak in en ik bedacht een
concept waar zowel ik als de mensen die ik ontmoette in het park,
deel van konden uitmaken. Ik maakte een schildering van een groot
oog, waarin in het oog herkenbaar zou worden wat zich in het
gebouw afspeelde. Mijn plan was om de schildering vervolgens af te
plakken, zodat de mensen van het park de achtergrond konden
invullen.
Vervolgens dronken wij gedurende elke
dag meerdere koppen koffie per dag en kletsten wij over het leven
en de muurschildering. Hierdoor werd onze relatie veel sterker, en
begonnen zij mijn aanwezigheid en ideeën meer te accepteren. Wel
moest ik er elke dag voor zorgen dat ik rond vijf uur van het
terrein was.
Toevallig was er op de dag dat wij
met de muurschildering begonnen een festival bezig op hetzelfde
terrein waar wij bezig waren. Ikzelf had een selectie aan kleuren
gekocht die visueel goed bij elkaar pasten, en hiermee werden de
vlakken om het “oog” heen geschilderd. Ik deelde de kwasten uit en
zonder enige op- of aanmerking gingen wij allen tegelijkertijd aan
de slag. Na een half uur verven keken wij met z’n allen naar de
muurschildering van een afstandje. ‘Ik denk niet dat dit hem
wordt’ zei een van de mannen. ’Nope’ zei ik.
Er waren voornamelijk grove en agressieve teksten geschilderd.
’Niet echt leuk om aan te zien he?’ Het begon al te schemeren, en
de meerderheid van mijn schilders had al zeker weer tien biertjes
op. Een van de mannen kwam op het idee om de verfrollers te pakken
en alle kleuren door elkaar heen te rollen. ‘Perfect’ zei ik, ‘dat
gaan we doen’. Terwijl het al donker was voerden we zijn plan uit.
Ik had geen flauw idee hoe het er uitzag aangezien wij bijna niets
meer konden zien. Tot slot riep iemand dat we er nog wat witte
spetters overheen moesten ‘smijten’. Zo gezegd zo gedaan en het
uiteindelijke resultaat werd een grote verrassing voor de
volgende dag.
De volgende morgen scheen
het zonnetje, en in de vroege ochtendstralen zag ik voor het eerst
de muurschildering. Vanaf een afstand zag ik een, naar mijn idee
verassend mooie, muurschildering zichtbaar worden. De
verschillende kleuren die in elkaar overliepen zorgden ervoor dat
de muur een mooie samenwerking aanging met de natuur eromheen.
Deze allereerste opdracht, de ontmoeting met deze groep mensen en
de uiteindelijke samenwerking heeft een enorme invloed op mij
gehad en in mijn verdere kunstenaarspraktijk.